egeltje

luidruchtig rommelt hij
of zij
door mijn tuin
schijnbaar zo lief maar
onaaibaar

winterslapend in een ongezien hol

naalden gaan mij prikken

wil mij oprollen
winterslapen

zonder voelen
ongezien

strand

op de vloedlijn
samen aangespoeld
zand in onze haren
vingers verkennen
lippen en ogen herkennen
vozen liefkozen
elkaar

straks komt de eb

en de vloed
spoelt weer aan

oneindig

springend in het gras
spartelend in het water
scheppen in het zand 
van het strand
eindeloos
de zon schijnt

papa mama
ijsje

rollen in het gras
rotzooien in het zwembad
rollen in het zand
van het strand
eindeloos
de zon schijnt

jij ik
kusje

enzovoort

onbevroed eindig

even op

het kan even op zijn
ze zijn echt wel ergens
creatieve gedachten
overpeinzingen over leven en 
naderende dood
ongeschreeuwde schreeuwen
ongeboren gedichten
ongehuilde tranen
soms even op

een gebalde zucht

god

hij schijnt ergens op een wolkje te zitten
met witte baard en alwetendheid
naar het schijnt en men zegt

hij schijnt ooit alles geschapen te hebben
met witte baard en alwetendheid
naar het schijnt en men zegt

zo is er ook nog de duivel in de hel
met vuur en martelende demonen
naar het schijnt en men zegt

moet ik hoop hebben of angst
over harpspelen of eeuwig branden
naar het schijnt of men zegt

ik zit hier voor de televisie op de bank 
met witte baard en weinigwetendheid
ben ik mijn eigen god en duivel

onthulling

de beeldhouwer heeft
gebeiteld
gehakt
geschuurd
gevormd

het beeld staat daar
gehuld in een doek van angst

de burgemeester toegeschouwd door 
notabelen en burgers
trekt aan het koord

daar staat het beeld in
naakte glorie als

zichzelf